Dat de Nationale Milieudatabase er niet in slaagt om de mini-begroting van 160.000 euro op te krikken naar een nog altijd uiterst schamele 280.000 euro, zegt veel over hoe de bouw tegen duurzaamheid aan kijkt. Van de zotte dat zo’n luttel bedrag voor zo’n belangrijk instrument blijkbaar niet te vinden is, vindt ir. Pim Peters.
Misschien is het typisch Nederlands: een verplichting opleggen, maar niet handhaven. Zo moet iedereen die wil bouwen, op dit moment aan de gemeente een milieuprestatieberekening overleggen. Maar omdat er geen meetlat is waarlangs die berekening kan worden gelegd, wordt het sommetje voor kennisgeving aangenomen. Van handhaving is geen sprake. Een lage milieulast of een extreem hoge, het doet er nu niet toe. Dat heeft een vervelende ‘bijwerking’.
Opdrachtgevers zouden via de leges gaan betalen voor het bewijs dat de ingediende berekeningen kloppen, zo was de bedoeling. Dat zouden ze doen aan SBK, de organisatie die de Nationale Milieudatabase beheert. Maar nu de berekening slechts een papieren tijger is, is ook een deel van het ‘verdienmodel’ onder de database weggevallen. Die maakt nu dus verlies. Terwijl de begroting juist moet worden verhoogd van 160.000 euro naar 280.000 euro, zoals deze krant onlangs meldde.
Nu is die database niet zo maar een database: na jaren praten over duurzaamheid hebben we voor het eerst een stevig instrument om alle mooie woorden te toetsen, oftewel om de milieu-impact van bouwmaterialen onderling te vergelijken. Natuurlijk is er ook kritiek. Ik schreef daar eerder op deze pagina over. Kritiek is op zich een goed teken. Fundamentele verandering, want daarover hebben we het hier, doet namelijk altijd pijn.
Toch is het probleem dat SBK nu heeft om die lousy 280.000 euro te vinden, diepgaander. Komt de kritiek op de database vooral van individuele leveranciers die aanhikken tegen de kosten, het feit dat de beheerder ervan nu langs de deuren moet voor een luttel bedragje, zegt vooral iets over hoe de totale branche tegen duurzaamheid aankijkt. Eigenlijk is het absurd als je bedenkt dat het slechts 0,0000056 procent is van de 50 miljard die de bouw nog altijd jaarlijks omzet.
Het verlagen van de milieulast van bouwactiviteiten is zeker ook in het belang van de branche zelf. Anders dan bijvoorbeeld de energie- en voedselsector vliegt de bouw nog altijd behoorlijk onder de publieke radar. Verontwaardiging over het gebrek aan fundamentele stappen in de verduurzaming van de bouw is er tot nu toe niet. Maar dat is niet omdat we het sectorbreed al zo fantastisch doen. Er zijn een aantal uitstekende koplopers, maar de branche als geheel loopt zeker niet voorop.
Moeten we misschien weer bij de overheid aankloppen? Op zich geen onlogische gedachte. Het milieu is bij uitstek een publiek belang. Subsidies zijn bedacht om impasses te doorbreken. Juist als een klein zetje voldoende is om de bal aan het rollen te brengen. Voorwaarde is dan wel dat het tijdelijk moet zijn. Daaraan wordt voldaan. Zodra er namelijk gehandhaafd gaat worden, valt er met milieuvriendelijker producten enorm veel geld te verdienen.
Het kan nog een paar jaar duren, maar vroeg of laat zullen milieuprestatieberekeningen wel degelijk een hard criterium worden. Dat zal het moment zijn waarop producten met een lage last verkozen worden boven producten met een hoge. Dat zal ook het moment zijn waarop duurzaamheid de miljardenbusiness wordt die het nu nog niet is. Tot die tijd blijft het ploeteren, vallen, opstaan en moedig voorwaarts gaan. Blijkbaar hoort het erbij.
Ir. Pim Peters RO is namens NLingenieurs lid van de Milieuprestatiecommissie Bouw en GWW.