Bouwend
Nederland, BNA, NLingenieurs en TNO hebben de handen ineengeslagen om de kennis over BIM toegankelijk te maken voor de branche. Een prima initiatief, maar het is de vraag of het niet te vroeg komt. Dat zegt ir. Pim Peters vandaag in een opinie-artikel in dagblad Cobouw. BIM staat namelijk nog altijd in de kinderschoenen. Er valt nog veel te ploeteren en te pionieren. En dát moet vooral in de dagelijkse praktijk gebeuren.
De grote winst van het nieuwe BIM-initiatief is dat de vier partijen niet of nauwelijks een commercieel belang hebben. Dat maakt dat ze de praktische hulpmiddelen kunnen ontwikkelen die commerciële partijen laten liggen. Vele miljoenen worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van software, maar voor een juridisch kader – essentieel voor BIM – was tot nu toe geen geld te vinden. Het nieuwe initiatief is niet-commercieel, wordt grotendeels door het Rijk bekostigd en biedt in dat kader dus hoop.
Natuurlijk zijn hulpmiddelen van groot belang, maar ze vormen zeker niet de kern van BIM. Hét grote misverstand is nog altijd dat het een technische innovatie is, terwijl het in werkelijkheid een procesinnovatie is. Het ontwerp- en bouwproces moet mét BIM heel anders verlopen dan zonder. In zekere zin moeten we terug naar de aanpak van zo’n dertig jaar geleden. Partijen moeten weer net als toen in een vroeg stadium alle details van een ontwerp uitzoeken. En ze moeten leren elkaar meer te vertrouwen.
Een belangrijk pluspunt van het nieuwe initiatief is dan ook dat vertegenwoordigers van de verschillende ‘bloedgroepen’ elkaar hebben gevonden. In de praktijk hapert nu juist de koppeling met de uitvoering. Architecten en ingenieurs werken relatief makkelijk samen. Daarnaast ontwikkelen ook bouwers initiatieven. Maar de aansluiting tussen beide gaat moeizaam. Het komt vaak voor dat aannemers zelfs een eigen model maken en geen gebruik maken van dat van de andere partijen. De voordelen van BIM worden zo zeker niet benut.
Toch heeft de betrokkenheid van de vier organisaties ook een schaduwkant. Brancheorganisaties staan per definitie op afstand van de dagelijkse praktijk. En ook TNO, weliswaar een gerenommeerde kennisorganisatie, is geen architect, bouwadviseur of bouwer. Alle vier missen ze de moeizaam opgedane ervaring, het vallen en opstaan en de tegenslagen waarmee de koplopers de afgelopen jaren BIM handen en voeten hebben gegeven. En het is precies die praktijkkennis die essentieel is om BIM verder te krijgen.
Het initiatief van de vier partijen heeft ook het gevaar dat onbewust het signaal wordt afgegeven dat het nu allemaal goed zal komen. De koplopers hebben belangrijk werk gedaan; nu is het tijd om die kennis voor de massa te ontsluiten. Dat was de teneur in de aankondiging van de samenwerking. Maar het is vooral ook nodig om méér kennis te ontwikkelen. We zijn er nog lang niet. We zijn nog lang niet klaar met vallen en opstaan, met ploeteren en pionieren.
Veel koplopers op BIM-gebied waren niet op de hoogte van het initiatief van hun brancheorganisaties. Dat is geen goed teken. Het zou erop kunnen wijzen dat er een heel nieuw spoor getrokken gaat worden, iets wat te allen tijde voorkomen moet worden. Samenwerking met de praktijk is essentieel om BIM verder te krijgen. Als Bouwend Nederland, BNA, NLIngenieurs en TNO daarin slagen, kan hun initiatief een groot succes worden.