Deze blog is deze maand ook gepubliceerd op www.duurzaamgebouwd.nl.
De verkiezingen staan voor de deur. Alle goede voornemens van politieke partijen voor een beter milieu moeten omarmd worden. Maar welke partij heeft de moed om verder te gaan dan meer schone energie en minder CO2-uitstoot in zijn partijprogramma?
De verkiezingsprogramma’s van de partijen staan uiteraard weer boordevol goede voornemens. Het lijkt de jaarwisseling wel. De een heeft het nog beter met ons voor dan de ander. Met een beetje mazzel vind je in zo’n programma plannen voor meer schone energie en minder CO2-uitstoot. Met het sluiten van het Klimaatakkoord van Parijs staat dat laatste hoog op de agenda. En dankzij het Energieakkoord, waarin is afgesproken dat ons land in 2023 16% hernieuwbare energie heeft, gaat het ook voortdurend over minder fossiele energie en méér zonne-energie, geothermie, biomassa, windenergie en warmtekoudeopslag.
Veel minder aandacht is er voor een onderwerp wat minstens zo belangrijk is, misschien wel belangrijker: het terugdringen van het gebruik van primaire grondstoffen. Er is sinds vorig jaar dan wel het Rijksbreed programma Nederland Circulair in 2050, maar een echt hot topic is het nog niet. De bouwsector mikt vooral op energiebesparing: Nul op de meter, Bijna Energie Neutraal Gebouw en Zeer Energiezuinige Nieuwbouw bijvoorbeeld. Allemaal gericht op het terugdringen van het energieverbruik. Maar daarvoor moet er wel eerst flink worden verspijkerd, en dus ook veel bouw- en isolatiemateriaal worden gebruikt.
Die enorme aanslag op de voorraad primaire grondstoffen als we weer lekker aan het isoleren en verbouwen slaan is meteen de grote keerzijde. Weliswaar wordt volgend jaar met de invoering van een grenswaarde voor de milieuprestatieberekening (MPG) een begin gemaakt met de bewustwording van écht milieubewust bouwen, maar bewustwording is nog geen vermindering. Om daadwerkelijk minder grondstoffen te gebruiken, moet het onderwerp nog veel hoger op de agenda komen.
We moeten meer secundaire primaire grondstoffen gaan gebruiken, oftewel stoffen die we nu nog afval noemen. We moeten de circulaire economie serieus gaan aanzwengelen. Technisch is er al veel mogelijk. Wat nu nodig is, is de overtuiging dat het ook echt móét. Daar kan de politiek een flinke hand bij helpen. Niemand wilde in de Prius rijden totdat er belastingvoordeel kwam. Plots waren ze niet meer aan te slepen en sprong de hele auto-industrie op de elektrische auto.
Tijdens de crisis zijn we al buitengewoon handig geworden in hergebruik en transformeren van bestaande gebouwen. Dat blijkt vaak een veel mooier, beter en soms zelfs goedkoper eindresultaat op te leveren. Hergebruik is gewoon goede business. Is een gebouw niet te transformeren of staat het op de verkeerde plek, dan is de volgende stap om ’m te demonteren en de onderdelen te gebruiken in nieuwbouwprojecten. Ook constructieve onderdelen zijn heel goed opnieuw in te zetten, weten wij inmiddels uit ervaring. Steeds vaker gebruiken we onderdelen van een ‘donorskelet’, zoals wij het noemen, in nieuwbouw. Behalve op primaire grondstoffen besparen we zo ook een enorme sloot aan energie.
Alle goede voornemens van politieke partijen voor een beter milieu moeten omarmd worden, daarover geen misverstand. Maar mijn stem gaat uiteindelijk naar de partij die zijn nek durft uit te steken; die verder gaat dan alleen CO2-reductie, energiebesparing en een pleidooi voor meer duurzame energie. Mijn stem gaat naar de partij die vól inzet op circulair bouwen.
ir. Pim Peters, IMd Raadgevende Ingenieurs