Vandaag vindt het IABSE NL Connect Seminar genaamd “Highrise Structures” plaats, gefaciliteerd door Bouwen met Staal. Collega Rob Treels heeft daarbij een uiteenzetting gegeven van winddynamica bij slanke torens. Binnen de Nederlandse bouwmarkt is nog niet veel kennis over dit aspect bij hoogbouw. Hoog tijd om hier meer onderzoek naar te doen omdat de huidige markt vraagt om slanke torens. Het is een van de manieren om verdichting binnen stedelijke omgevingen mogelijk te maken.
Bij hoogbouw spreken we vaak van gebouwen met een slankheid van 1:5 maar zodra het, zoals bij de Baan Toren in Rotterdam naar een slankheid van 1:7,5 gaat, speelt winddynamica een belangrijke rol. Naast de vervormingen van de toren moet ook de nodige aandacht aan het comfort besteed worden. Hiermee wordt bedoeld dat trillingen niet mogen leiden tot het ontstaan van ‘zeeziekte’. Belangrijk onderdeel hiervan is de invloed van de demping door de hoofddraagconstructie. TNO heeft hier samen met Stichting Hoogbouw een onderzoek naar afgerond en een vervolg hiervan wordt momenteel voorbereid. Inzicht in demping bij hoogbouw is van belang om beter de invloed van versnellingen van hoogbouw te kunnen voorspellen.
IMd heeft voor de Baan Toren verschillende rekenmodellen voor dynamica bij slanke hoogbouw geïnventariseerd. De eerste resultaten hebben laten zien dat er (grote) verschillen optreden in de uitkomsten van de rekenmethodieken. De rekenmethodieken die onderzocht zijn betreffen naast de normen NEN 6702 en de NEN-EN 1991-1-4, een eerder verschenen artikel in Cement 1992-12, een Italiaans rapport CNR-DT 207-2008 en de online rekentool DEDM-HR. Wat hierbij opvalt is dat de Eurocode voor slanke hoogbouw niet volledig toereikend is. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met de resonantie loodrecht op de windrichting (ook wel Vortex genoemd).
In het seminar is Rob Treels ingegaan op de verschillende rekenmethodieken en de berekeningen die beschikbaar zijn. Voornaamste aanbeveling is om meer onderzoek te doen en meetgegevens te vergaren om de rekenmethodieken te kunnen valideren.