Nu we éíndelijk duurzaam bouwen dus een stevige, objectieve basis hebben gegeven, groeit de kritiek op milieulastberekeningen en de Nationale Milieu Database. Dat is vooral een teken dat de bouw op de goede weg is, schrijft ir. Pim Peters vandaag in een opinieartikel in Cobouw. Verandering doet namelijk altijd pijn.
Tot voor kort was ‘duurzaam’ en ‘milieuvriendelijk’ vooral een kwestie van mooie woorden en goede bedoelingen. Over wat nu precies duurzaam en milieuvriendelijk was, bestond namelijk geen consensus. Overdreven gesteld: iedereen met een goed verhaal kon mooi weer spelen. Met de ontwikkeling van milieuprestatieberekeningen en de onderliggende Nationale Milieu Database komt daaraan nu stap voor stap een einde. Mooie woorden worden ingehaald door feiten. En dat kan pijn doen.
Een van de kritiekpunten is dat niet alle materialen in de database zitten. Dat klopt. Maar dat is juist een reden om een tandje bij te zetten, om alle materialen zo snel mogelijk een plek te geven. Dat kost inderdaad geld. Maar voor milieuvriendelijke producenten is het een prachtige kans om zich positief te onderscheiden van hun minder milieuvriendelijke concurrenten. Die worden op hun beurt uitgedaagd om milieuvriendelijker te worden. Precies die wedloop is nodig voor echte verandering.
Vergeet ook niet: kritiek was er altijd. Die was er eerst op de DuBo-lijstjes, met hun grote onderlinge verschillen. Die was er ook op instrumenten als GreenCalc, GPR-gebouw en BREEAM. Allemaal gebaseerd op de Life Cycle Analysis, maar allemaal met een andere berekeningsmethode en dus met verschillende uitkomsten. Vandaar de roep om harmonisatie, om een nationale milieudatabase. Oftewel één gemeenschappelijke taal, één gezamenlijk fundament. Die zijn er nu.
Of het een kans is of een dwangmiddel, zegt vooral iets over aan welke kant van de streep je staat. In ieder geval is er nu brede consensus over welke milieuaspecten wel en niet meegewogen worden. De overgrote meerderheid van de reguliere bouwmaterialen kan nu dus goed onderling vergeleken worden. Met belangrijke innovaties, zoals biobased-materialen, lukt dat nog niet. Dat moet vooral een stimulans zijn om flink vaart te maken en deze groene alternatieven zo snel mogelijk dezelfde kansen te bieden.
Angst dat we nu plots massaal volledig anders gaan bouwen, is niet nodig. De milieu-impact is slechts een van de vele aspecten, en nog zeker geen allesbepalende. De database is ook niet de ‘groene bijbel’ waarvoor hij soms wordt gehouden. Met minder milieuvriendelijke materialen kan wel degelijk een gebouw worden gemaakt dat toch zeer milieuvriendelijk is, bijvoorbeeld omdat de flexibiliteit groter is en het daardoor veel langer meegaat dan een rigide groen gebouw.
Milieuberekeningen maken is geen rocket science. Wel geven ze soms even spectaculaire als verrassende inzichten. Wat we vroeger dachten dat duurzaam was, blijkt dat soms namelijk helemaal niet te zijn. Een houten gelamineerde ligger is echt niet altijd duurzamer dan een stalen ligger. En soms is beton duurzamer dan staal, of juist andersom, afhankelijk van de toepassing. Juist door milieulastberekeningen wordt inzichtelijk welk materiaal onder welke voorwaarden het beste scoort.
Als branche zijn we erin geslaagd om de milieu-impact van materialen, en daarmee van bouwactiviteiten, te kwantificeren. In de ontwerpfase kunnen ingenieurs nu alternatieven met elkaar vergelijken en zo tot andere keuzes komen. Maar dat betekent niet dat we slaafs achter de getallen aan moeten hobbelen. We moeten steeds scherp voor ogen houden dat het allemaal slechts hulpmiddelen zijn om ons gezamenlijke doel te bereiken: groener, schoner en duurzamer bouwen.
Ir. Pim Peters RO is namens NLingenieurs lid van de Milieuprestatiecommissie Bouw en GWW, en is directeur-eigenaar van IMd Raadgevende Ingenieurs.